Palmzondag 2007

© Geert Bles, Heerlen 2007



Wij hebben vanmorgen in een feestelijke optocht gelopen, met palmpaasstokken, met palmen, en met muziek, van de Andreaskerk naar deze kerk. Dat doet ons denken aan de feestelijke intocht van Jezus in Jeruzalem. Drie kinderen hebben zojuist het verhaal van die intocht gelezen. De mensen waren blij, maar niet iedereen. Langs de kant van de weg staan Farizeeën en hogepriesters. Ze zijn boos en bang, want de mensen doen alsof Jezus koning is, en dat mag niet. Ze lopen weg om een gemeen plan te bedenken.

 

Realiseren we ons dat Jezus, die zich inzet voor een mooiere wereld (hij noemt dit het Koninkrijk van God), dat die Jezus het ogenschijnlijk verliest. Hij wordt verdacht gemaakt, ervan beschuldigd dat Hij het volk opruit; Hij wordt voor het gerecht gebracht (een schijnvertoning!) en uit de weg geruimd, aan het kruis geslagen, als een misdadiger. Toch zwaaien we met palmen en steken ze achter het kruis.

 

Waarom doen we dat? Omdat we hiermee iets willen zeggen: nl. dat Jezus van Nazareth, die een boodschap heeft van liefde, van rechtvaar­digheid, van een hemel op aarde, dat die Jezus geen verliezer is; dat die Jezus - ondanks het feit dat Hij de schijn tegen heeft - het toch gewonnen heeft;  dat de dood niet het laatste woord heeft.

 

Vandaag komt Hij feestelijk de stad Jeruzalem binnen, omgeven door een stoet van mensen, die Hem toejuichen, bij wie zijn boodschap kennelijk heeft aangeslagen. Wie zijn toch de mensen, die in de optocht meelopen, dansen en zingen van vreugde? Dat zijn de gewone, eenvoudige, ongecompliceerde mensen; mensen die arm zijn, die niets hebben en daarom niets te verliezen heb­ben. Het zijn de “kleine mensen”; voor wie Hij bereikbaar is. Het zijn juist die mensen die in Hem iets ervaren van Gods goedheid, van gaaf­heid, van liefde, van nabijheid in hun klein­heid, van nabijheid in hun ziekte, in hun lijden. Het zijn die mensen, die Hem ervaren als Messias, ver­losser.

 

"Toen Jezus de mensen zag, werd Hij door medelijden bewogen", wordt ergens van Hem gezegd. Hij merkt mensen op, als ze ziek zijn, verdrietig, eenzaam; als ze verdwaasd en stuurloos zijn, geslagen door het leven, een dierbare hebben verloren; als ze uitgesloten worden door de samen­leving. Hij heeft daar een bijzonder oog voor, juist voor die kleine mensen, en heeft een woord voor hen. De pijn van die mensen wordt zijn pijn. Meer dan eens heeft Hij de tranen in zijn ogen. Hij houdt vooral van die mensen. Maar ook om­gekeerd: mensen verstaan zijn zorg en zijn liefde. Ze voelen feilloos aan, dat dit echt is, en gaaf, en van God komt.

 

Is het dan een wonder, dat die kleine mensen - die dát ervaren van Hem in hun leven - te hoop lopen en uit hun dak gaan, als ze Hem in Jeruzalem zien? Is het dan een wonder, dat die mensen van blijdschap namen roepen, die bij zo iemand passen?  Namen, die in oude tijden gebruikt werden voor zo'n bijzonder iemand: Messias, ver­losser, koning, profeet, zoon van God?

 

Maar achter de schermen zitten op die dag anderen, die schijnbaar wel iets te verliezen hebben: de hogepriesters met de oudsten, de schriftgeleerden en heel het Sanhedrin. Zij ergeren zich over de groeiende populariteit van Jezus, want zij voelen zich bedreigd in hun positie en dreigen hun macht over het volk te verliezen door zijn optreden. Zij smeden plannen, hoe ze die ontwikkeling in de kiem kunnen smoren. En zij zullen daarom de hoofdrolspelers worden in de gebeurtenis­sen van de komende dagen. Het conflict tussen Jezus van Nazareth en de hogepriesters is zijn climax genaderd. Zij zijn officieel de wetshandhavers.  Zij werden voor de voeten gelopen door Jezus, die volgens hen de wet overtreedt, die mensen geneest op de sabbat, die korenaren plukt en mensen voedt op sabbat, die met zijn optreden hun gezag ondermijnt.

 

Maar Jezus kan niet anders dan zichzelf zijn; Hij kan niet anders zijn  boodschap uitdragen, ook in het centrum van de godsdienst in Jeruzalem. En dat is bedreigend voor de officiële godsdienstige leiders. Hij ervaart vandaag de ab­solute patstelling, maar  Hij vlucht niet voor de consequenties. In de komende dagen gaan wij vieren, dat het conflict Hem zijn leven zal kosten, maar ook dat zijn dood het einde niet is, dat Hij uit de dood zal opstaan.

 

Strakjes, als wij naar huis gaan, steken wij traditiegetrouw achter elk kruisbeeld in ons huis een palm, een overwinningstak; bijna als een routine, wij hebben dat altijd zo gedaan; onze ouders deden dat al zo en onze grootouders ook. Ja, heel bewust steken we die overwinningstak bij het kruis; goed wetend wat dat gebaar betekent.  

 

Beste kinderen,  ik vertel nog eens over het ezeltje, omdat ik het zo’n mooi verhaal vind. Het ezeltje denkt dat hij helemaal niet belangrijk is. “Nooit wil iemand op mijn rug zitten (zegt het ezeltje); ik ben maar een ezel en ik hoor bij arme mensen; ik ben geen groot paard waar deftige koningen op zitten.”  Maar Jezus is een heel andere koning; hij is juist een echte koning omdat hij van arme mensen houdt; hij houdt daarom ook van het ezeltje en wil op haar rug zitten, en niet op de rug van een groot paard. Jullie gaan strakjes jullie palmpaasstok brengen naar opa of oma, of iemand anders; en natuurlijk eerst van het ezeltje vertellen.