Wij hebben vanmorgen in een
feestelijke optocht gelopen, met palmpaasstokken, met palmen, en met muziek,
van de Andreaskerk naar deze kerk. Dat doet ons
denken aan de feestelijke intocht van Jezus in Jeruzalem. Drie kinderen hebben
zojuist het verhaal van die intocht gelezen. De mensen waren blij, maar niet
iedereen. Langs de kant van de weg staan Farizeeën en hogepriesters. Ze zijn
boos en bang, want de mensen doen alsof Jezus koning is, en dat mag niet. Ze
lopen weg om een gemeen plan te bedenken.
Realiseren we ons dat Jezus, die
zich inzet voor een mooiere wereld (hij noemt dit het Koninkrijk van God), dat
die Jezus het ogenschijnlijk
verliest. Hij wordt verdacht gemaakt, ervan beschuldigd
dat Hij het volk opruit; Hij wordt voor het gerecht gebracht (een
schijnvertoning!) en uit de weg geruimd, aan het kruis geslagen, als een
misdadiger. Toch zwaaien we met palmen en steken ze achter
het kruis.
Waarom doen we dat? Omdat we
hiermee iets willen zeggen: nl. dat Jezus van
Nazareth, die een boodschap heeft van liefde, van rechtvaardigheid, van een
hemel op aarde, dat die Jezus geen verliezer is; dat die Jezus - ondanks het
feit dat Hij de schijn tegen heeft - het toch gewonnen heeft; dat de dood niet het laatste woord
heeft.
Vandaag komt Hij feestelijk de
stad Jeruzalem binnen, omgeven door een stoet van mensen, die Hem toejuichen,
bij wie zijn boodschap kennelijk heeft aangeslagen. Wie zijn toch de mensen,
die in de optocht meelopen, dansen en zingen van vreugde? Dat zijn de gewone,
eenvoudige, ongecompliceerde mensen; mensen die arm zijn, die niets hebben en
daarom niets te verliezen hebben. Het zijn de “kleine mensen”; voor wie Hij
bereikbaar is. Het zijn juist die mensen die in Hem iets ervaren van Gods
goedheid, van gaafheid, van liefde, van nabijheid in hun kleinheid, van
nabijheid in hun ziekte, in hun lijden. Het zijn die mensen, die Hem ervaren
als Messias, verlosser.
"Toen Jezus de mensen zag,
werd Hij door medelijden bewogen", wordt ergens van Hem gezegd. Hij merkt
mensen op, als ze ziek zijn, verdrietig, eenzaam; als ze verdwaasd en stuurloos
zijn, geslagen door het leven, een dierbare hebben verloren; als ze uitgesloten
worden door de samenleving. Hij heeft daar een bijzonder oog voor, juist voor
die kleine mensen, en heeft een woord voor hen. De pijn van die mensen wordt
zijn pijn. Meer dan eens heeft Hij de tranen in zijn ogen. Hij houdt vooral van
die mensen. Maar ook omgekeerd: mensen verstaan zijn zorg en zijn liefde. Ze
voelen feilloos aan, dat dit echt is, en gaaf, en van God komt.
Is het dan een wonder, dat die
kleine mensen - die dát ervaren van Hem in hun leven - te hoop lopen en uit hun
dak gaan, als ze Hem in Jeruzalem zien? Is het dan een wonder, dat die mensen
van blijdschap namen roepen, die bij zo iemand passen? Namen, die in oude tijden gebruikt
werden voor zo'n bijzonder iemand: Messias, verlosser,
koning, profeet, zoon van God?
Maar achter de schermen
zitten op die dag anderen, die schijnbaar wel iets te verliezen hebben: de
hogepriesters met de oudsten, de schriftgeleerden en
heel het Sanhedrin. Zij ergeren zich over de groeiende populariteit van Jezus,
want zij voelen zich bedreigd in hun positie en dreigen hun macht over het volk
te verliezen door zijn optreden. Zij smeden plannen, hoe ze die ontwikkeling in
de kiem kunnen smoren. En zij zullen daarom de hoofdrolspelers worden in de
gebeurtenissen van de komende dagen. Het conflict tussen Jezus van Nazareth en
de hogepriesters is zijn climax genaderd. Zij zijn officieel de wetshandhavers. Zij
werden voor de voeten gelopen door Jezus, die volgens hen de wet overtreedt,
die mensen geneest op de sabbat, die korenaren plukt en mensen voedt op sabbat,
die met zijn optreden hun gezag ondermijnt.
Maar Jezus kan niet anders dan
zichzelf zijn; Hij kan niet anders zijn boodschap uitdragen, ook in het
centrum van de godsdienst in Jeruzalem. En dat is bedreigend voor de officiële
godsdienstige leiders. Hij ervaart vandaag de absolute patstelling, maar Hij vlucht niet
voor de consequenties. In de komende dagen gaan wij vieren, dat het conflict
Hem zijn leven zal kosten, maar ook dat zijn dood het einde niet is, dat Hij
uit de dood zal opstaan.
Strakjes, als wij naar huis
gaan, steken wij traditiegetrouw achter elk kruisbeeld in ons huis een palm,
een overwinningstak; bijna als een routine, wij hebben dat altijd zo gedaan;
onze ouders deden dat al zo en onze grootouders ook. Ja, heel bewust steken we
die overwinningstak bij het kruis; goed wetend wat dat gebaar betekent.
Beste kinderen, ik vertel nog eens over het ezeltje, omdat ik
het zo’n mooi verhaal vind. Het ezeltje denkt dat hij
helemaal niet belangrijk is. “Nooit wil iemand op mijn rug zitten (zegt het
ezeltje); ik ben maar een ezel en ik hoor bij arme mensen; ik ben geen groot
paard waar deftige koningen op zitten.” Maar Jezus is een heel andere koning;
hij is juist een echte koning omdat hij van arme mensen houdt; hij houdt daarom
ook van het ezeltje en wil op haar rug zitten, en niet op de rug van een groot
paard. Jullie gaan strakjes jullie palmpaasstok brengen naar opa of oma, of
iemand anders; en natuurlijk eerst van het ezeltje vertellen.