We begonnen deze viering
in het donker.
Maar wat is echt donker?
We kennen bijna geen echte duisternis meer. Er is altijd wel een lantaarn aan,
de reclamelichten zijn fel, verkeersborden geven ’s avonds licht, uit de huizen
straalt licht. In onze steden merk je pas wat donker is, als de stroom eens een
keer uitvalt.
Dan beseffen we ook wat
mensen meemaken die altijd in het donker moeten leven…
Voor de meesten van ons is dat onvoorstelbaar.
Met de vormelingen gingen
we enkele weken geleden naar Valkenburg.
In een grot zochten we
een plek op, waar we in een kring gingen staan. Toen ging het licht uit en werd
het donker, aardedonker….
Voor ons allemaal een
griezelig moment. En in dat donker werd een verhaal verteld; het had het
scheppingsverhaal kunnen zijn; wij vertelden het verhaal van de koning met 2
zonen. Zij kregen ieder 5 zilverstukken en de opdracht om er de grote hal van
het kasteel mee te vullen. De eerste zoon wist niks
beters te bedenken dat grote auto vol stro. De tweede zoon liet alle stro weer
opruimen en haalde van zijn kamer een stompje kaars en een lucifer. Daarmee
vulde hij de hele hal met licht. En op dat moment staken ook wij een kaars aan,
die de hele ruimte vulde met licht. Dat was een heel bijzonder moment, zowel
voor de jeugd als voor de volwassenen die erbij waren. Het was alsof je het
scheppingsverhaal een beetje kunt meemaken.
Maar
donker, duisternis betekent ook nog iets anders: voor sommige mensen is het
leven zelf een duisternis, niet omdat ze niet kunnen zien, maar omdat ze in hun
leven geen lichtje, geen hoop, geen toekomst meer zien, omdat ze ziek zijn, of
werkloos; omdat er ruzie is of te weinig geld. Voor de Joden in de tijd van Mozes
was het leven vaak donker: ze werkten hard als slaven, kregen weinig eten en
veel slaag als het niet snel genoeg ging. En Mozes
leidde hen met God door de zee naar de vrijheid, naar het licht. En dat
herdenken de Joden nog steeds in die ene nacht, zo anders dan
de andere dagen en nachten.
Ook in
onze tijd gebeuren nog akelige en moeilijke dingen: lijden, ziekte en dood;
ruzie en oorlog. Die zijn er
en die mogen we niet wegpoetsen. Maar het blijft er niet bij. Er is meer!
We zongen het net zo
treffend:
Kun je het lied al horen, het kleine
lied van hopen.
Kun jij het lied al zingen, het
kleine lied van de hoop.
Er is altijd ergens nog
hoop, nog licht in welke moeilijke situaties ook. Maar naar dat licht moet je
soms zoeken, dat moet je kunnen of willen zien; dat moeten
we elkaar kunnen laten zien.
In het
evangelie vertelt de engel: Jezus leeft; dan wordt het licht. Jezus is
het Licht. Dat symboliseert ook de paaskaars, die we telkens weer met Pasen
feestelijk binnendragen en inwijden. En elk jaar staat hierop een thema
centraal, dit jaar het thema ‘bruggen bouwen’. Daarmee willen we zeggen dat wij
als gelovigen bruggen moeten bouwen naar elkaar toe, relaties moeten aangaan om
te bouwen aan dat rijk Gods, aan die mooie wereld, waarin plaats is voor
iedereen, waar iedereen tot zijn recht mag komen.
Daarom is de kaars
beschilderd met de 4 kleuren: rood, zwart, geel en wit als symbool voor de volkeren.
Daarom heen bouwstenen, als uitnodiging om samen te bouwen aan dat Rijk.
In het midden staat een
gouden kruis, het donkere kruis van Goede Vrijdag, van
onrecht en verdriet; het gouden kruis van de hoop, van het Licht dat alle dood
en verdriet overstijgt.
De open plek in het
midden van het kruis is als een poort waar we kunnen binnengaan om deel te
mogen zijn van dit gebeuren en het verwijst naar een verder, naar een overkant,
over het einde heen.
Mogen wij zo meebouwen
aan deze wereld, hier in onze wijk en stad en zien waar we onze steentjes
kunnen bijdragen, zodat steeds meer mensen kunnen ervaren dat:
het licht
sterker wordt, dat er hoop gloort,
zij zich weer verbinden met de mensen en de wereld om mij heen.
Zo wordt het licht steeds opnieuw
geboren.
Amen.