We hoorden een vrolijk
versje in de eerste lezing over God, die de wereld
ziet, die jou ziet en lacht. Gelukkig zijn en gebeuren er veel dingen in deze
wereld, die goed zijn en waar we blij mee kunnen zijn. Als mensen gezond zijn,
als kinderen leuk met elkaar spelen, als er op het schoolplein geen ruzie is,
geen pesterij. Als mensen elkaar niet naroepen omdat iemand een andere
huidskleur heeft of ander geloof. Dan kun je zeggen: God ziet de wereld en
lacht.
Toen ik gisteren op tv de
beelden zag van de begrafenis van de paus, toen stonden daar we 1 miljoen mensen bijeen, zo verschillend als maar zijn kan,
uit zoveel verschillende landen, zo verschillend gekleed, zelfs niet allemaal
hetzelfde gelovend. En toch baden ze samen voor de paus die gestorven was. Ik denk
dat je daar ook mocht zeggen: God ziet de wereld en lacht.
Maar vaak is het ook heel
anders.
Toen, 2000 jaar geleden,
toen Jezus stierf, toen kon God niet lachen. Er waren mensen die bang waren
voor Jezus, die bang waren dat hij teveel macht zou krijgen en die hem daarom
wilden vermoorden. Er waren rijken, die Jezus niet graag
hoorden, omdat ze niet wilden en konden delen. Er waren priesters en
schriftgeleerden die vonden dat Jezus niet zo over God mocht praten als een
goede vader, die van alle mensen houdt; die vooral begaan was met mensen die in
het gewone leven niet meetelden of buitengesloten werden. En daarom werd Jezus
gekruisigd. En God lachte niet. Maar hij liet wel Jezus weer opstaan. Hij liet
de vrienden van Jezus zien dat Jezus niet dood was, maar weer leefde, dat bij
God een nieuw leven begint.
En zo horen we in het
evangelie dat de vrienden, die van ellende maar weer waren gaan vissen, ineens
iemand op het strand zien die ze herkennen als Jezus. En al die herinneringen
en verschijningen leiden ertoe dat zij, zoals we met Pinksteren vieren, de
verhalen van Jezus gaan doorvertellen en zo de eerste christenen, de eerste
kerk ontstaat. Zij gaan door op de weg die Jezus hen heeft geleerd en
voorgeleefd. En God zag de wereld… en lachte.
Vandaag staan jullie
hier, kinderen, die binnenkort de communie doen.
Jullie hebben je naam
gezegd, jullie hebben ons iets verteld over je hobby’s en wij zijn blij met
jullie. We heten jullie welkom in de kerk en we willen, net als die eerste
leerlingen van Jezus, aan jullie de verhalen van Jezus doorvertellen. We vinden
het fijn dat jullie binnenkort ook mogen delen van het brood en de beker en we
hopen dat het jullie sterk mag maken, dat jullie ook de moed vinden om de
verhalen van Jezus door te vertellen, dat jullie ook een beetje willen proberen
te leven als Jezus. Dat je ziet wie hulp nodig heeft,
dat je hoort wie uitgescholden wordt, dat je iets zegt als een kind
gediscrimineerd wordt, dat wij geen rotzooi maken van onze wereld…
Dan
kunnen we ook zeggen: God ziet de wereld… en jou; God ziet de wereld… en lacht.