Een Afrikaanse priester, een
jezuïet, pater Rigobert Minani uit Kongo, was onlangs op bezoek in België. In een interview werd hem de vraag gesteld: “Jij hebt nu een tijdje
in ons land doorgebracht; zijn er dingen die jou geraakt hebben; heb jij vanuit
jouw leven een boodschap aan ons?” Hij antwoordde hierop met twee
ervaringen:
“Wat zie ik op de trein en in
de bus? Mensen gaan tegenover je zitten en pakken de walkman en de krant; de
walkman en de krant zijn voor hen een manier om zich af te sluiten van
communicatie met anderen; zij geven daarmee
een signaal af: ik wil gen contact; de ander stoort.”
De tweede
ervaring was deze: “Ik ging voor”, zegt Rigobert Minani, “in een eucharistieviering van Kongolezen in
Brussel; wat mij opviel was dat er niet enkel Afrikaanse mensen deelnamen. Zijn de mensen hier misschien toch op zoek naar een
echte levende gemeenschap? Het proces van individualisering in Europa is
destructief, de samenleving valt uit elkaar. Maar kerk
is toch gemeenschap; een individuele kerk - een kerk van individuele mensen -
bestaat toch niet. Is dat niet de boodschap van de kerk aan de westerse wereld:
dat de mens een netwerk is van relaties, dat individualisme het samenleven
vernietigt?”
Kerk is toch gemeenschap. Als
er iets is wat daar uitdrukking aan geeft, dan is dat de viering rond deze
tafel: tafelgemeenschap brengt mensen bij elkaar. In de joodse traditie van Jezus’ tijd
was iedere maaltijd een religieus gebeuren, waarbij men God dankte voor de gave
van het leven, voor het voedsel door de aarde voortgebracht, voor de
vriendschap tussen de aanwezigen. Maaltijd schept verbondenheid, maar
waarschijnlijk werd in zijn tijd die diepe betekenis niet ervaren of in al zijn
consequenties beleefd. Jezus heeft bij verschillende
gelegenheden getoond dat Hij tafelgemeenschap in de oorspronkelijke betekenis
wilde herstellen. Hij at met allerlei soort mensen: met Farizeeën, tollenaars
en zondaars. Hij doorbreekt grenzen en schept verbondenheid: iedereen is welkom
bij Hem. Met Hem wordt het Messiaanse visioen werkelijkheid. De manier waarop
Hij met mensen aan tafel ging, heeft een zeer diepe indruk gemaakt op zijn
leerlingen. Het laatste avondmaal met zijn leerlingen was wel het hoogtepunt. Na zijn
verrijzenis herkenden zij Hem juist aan het breken van het brood. Die
tafelgemeenschap met Jezus werd voortgezet, ook nadat Hij was heen gegaan; dat
was immers zijn opdracht: doet dit tot mijn gedachtenis. Met Jezus eten en
drinken - eucharistie vieren - betekent: niet ikke,
ikke, ikke en de rest kan stikken, maar zijn volgeling willen zijn, willen
leven zoals Hij, het ook opnemen voor de kleinsten, muren tussen mensen
afbreken, grenzen verleggen en verbondenheid vieren in Jezus’ naam.
Mensen kunnen dan de dopjes
van de walkman in hun oren stoppen, de krant pakken, ostentatief in hun eigen
wereldje duiken, zich afkeren van de ander en doen alsof ze de
ander kunnen missen, toch blijkt telkens weer dat zij niet zonder de ander
kunnen. Telkens weer blijkt dat ze dood gaan van eenzaamheid, dat ze
verpieteren doordat ze ofwel uitgesloten worden, ofwel zichzelf uitsluiten van de gemeenschap.
‘Individualisme maakt het samenleven stuk; de mens is een netwerk van
relaties’, zegt pater Rigobert Minani;
de mens leeft bij de gratie van zijn/haar relaties; ‘de mens is zijn relaties’,
zegt de franse filosoof Sartre.
Dit netwerk van relaties, de gemeenschap
van mensen vieren wij bij uitstek hier rond deze tafel, wanneer wij eucharistie
vieren, het leven met elkaar delen in de vorm van het brood breken en de beker
laten rondgaan. Wanneer wij deze kerk binnenkomen, stappen
wij letterlijk de traditie binnen en nemen plaats onder het teken van het
verbond, de veelkleurige regenboog. Wat betekent dat? God zegt toe absoluut trouw aan ons te
zijn; ook wij zeggen toe trouw aan Hem te zullen zijn. God zegt toe om zijn
Naam ‘Ik ben er voor jullie’ gestand te doen; ook wij van onze kant zeggen toe
‘er te zullen zijn voor elkaar’, te zullen werken aan een andere wereld, aan
‘deze wereld omgekeerd’, aan gemeenschap van mensen en aan het opheffen van het
dodelijke individualisme, van het ‘ikke, ikke, ikke en de
rest kan stikken’.
Dit gebaar, dat
wij hier binnen deze muren stellen, mag geen loos gebaar zijn; het mag niet los
staan van de werkelijkheid buiten. Want dáár gebeurt het werkelijke delen van
leven met elkaar: tijd, energie, zorg, vreugde, verdriet, leefruimte, woningen,
brood, werk. Het gaat niet slechts om het kérkelijke, maar om het wérkelijke
gebeuren. Het gaat niet slechts om wat wij hierbinnen vieren, het gaat erom
hoe wij daarbuiten gestalte geven aan wat wij hierbinnen vieren.
We weten toch, dat breken
en delen alles te maken heeft met leven en geluk. Dat wij onszelf moeten breken
en weggeven, slijten aan de ander. Dat het anders geen leven is, nóch voor
onszelf, nóch voor de ander. Zouden wij dat naar elkaar toe kunnen waarmaken binnen
onze parochiegemeenschap? Wij proberen het. En zouden wij dat - als
gemeenschap - kunnen waarmaken naar buiten toe, ook op wereldschaal? Wij
proberen het, al weten wij soms niet, hoe wij dát klaar moeten krijgen. Dan is
het vieren hier bijna een wanhopig en machteloos gebaar. Maar we willen met
elkaar blijven zoeken naar wegen om honger en economische ongelijkheid de
wereld uit te helpen en het leven te delen met mensen ver weg. Dáárom kopen wij maar producten uit de
Zuidelijke Wereld, om mensen ginds een leven te bezorgen dat menselijk is; om
kinderen ginds, die geen kind kunnen zijn en onmenselijk moeten werken om te
overleven, nabij te zijn en kansen te bieden.