Mensen
maken het mee: muurvast zitten in het leven, totaal geen uitzicht meer zien.
Dan moet er een stem klinken die zegt: ‘kom op’ ….’leef’! Beide lezingen vandaag zijn al een opmaat
naar Pasen. ‘Ik breek uw graven open, ik wek u op uit de dood’, zegt God bij
monde van de profeet Ezechiël. In het evangelie geeft Jezus opdracht de
grafsteen weg te halen en roept Hij: ‘Lazarus, kom op’. De vraag, waarover ik
met u wil nadenken is: Moet ik dit letterlijk zo verstaan? Hoe moet ik opstaan
uit de dood verstaan? Is er leven na de dood?
In
de joodse traditie heeft het geloof in leven na de dood nauwelijks een rol van
betekenis gespeeld. Geloof had in Israel alles te maken met het leven hier en
nu. Mozes en de profeten bekommerden zich niet om de onsterfelijkheid van de
ziel, maar wél om de arme, de weduwe, de wees en de vreemdeling. Hun godsgeloof
speelde zich hier af, in hun aardse bestaan. Het zat verweven in hun zoektocht
naar volheid van leven. Zo voelden de joden het, toen zij destijds uit Egypte
wegtrokken. Ze legden zich toen niet neer bij hun onleefbare situatie van
slavernij, maar gingen op weg naar een
nieuwe toekomst, naar vrijheid, naar volheid van leven, naar het beloofde land.
Die toekomst plaatsten zij niet later in het hiernamaals, maar in dit leven
hier en nu, binnen onze geschiedenis.
Dit
verhaal is Israel steeds blijven vertellen, van generatie op generatie. Mensen
hebben zich er altijd aan opgetrokken,wanneer ze weer in een uitzichtloze situatie terecht kwamen. Telkens wanneer de
toekomst dreigde dicht te slibben, gaf dit verhaal hun weer perspectief, hoe
dan ook. Israel was vooral gevoelig voor wat zich hier en nu onder mensen
afspeelt. De geschiedenis hier op aarde was voor hen belangrijk. Dus hoopte men
op een gelukkig leven hier en nu, voor zichzelf en voor alle mensen.
‘Ik
ga uw graven openen’, zegt God bij monde van Ezechiël in de eerste lezing. De
profeet spreekt niet over een letterlijke opstanding uit de doden, maar over
vervlogen hoop van het volk van Israel, over ontmoediging, over het niet meer
zien zitten in ballingschap. Mag ik ook met die ogen kijken naar het
opstandingsverhaal in het evangelie? Mag ik dit verstaan als: opstaan uit dodelijke
situaties in mijn leven, terugkeren van doodlopende wegen, opstaan uit uitzichtloosheid
en muurvast zitten? Het gaat de evangelist Johannes niet zozeer om het
biologische leven of de verrijzenis van het lichaam, maar om het ware leven is,
dat God schenkt aan wie er voor openstaat. Wie in Hem gelooft, zal nu al het
ware leven ontvangen, daar kan geen dood tegen op.
Aan
het einde van deze overweging wil ik een enkel woord zeggen aan hen, die in een
rouwproces zitten, die stoeien met het verlies van een dierbare. Als de
lezingen van vandaag betrekking hebben op het leven hier en nu, aan deze zijde
van de dood, op deze aarde, is er dan ook een antwoord te geven aan mensen, die
een dierbare verloren hebben, die ze
eigenlijk niet kunnen missen? Dan heb ik maar één antwoord, één houvast dat mij
troost schenkt, en dat is dit: God is liefde en trouw; Hij wil het leven, hoe
dan ook, ook over de dood heen. Hij/Zij is een God, aan wie ik mijzelf en mijn
dierbaren kan en mag toevertrouwen. En dat is mij genoeg.