“Ik ben gekomen opdat
zij leven mogen bezitten, en wel in overvloed. Deze woorden van het evangelie zijn
als het ware de lijfspreuk van Jezus. Dat mensen volop tot recht zouden mogen komen als mens,
daar ging Hij voor. Met die lijfspreuk van Jezus in ons achterhoofd kijken we
naar het verhaal over de herder en zijn schapen. Het beeld, dat daarin
geschetst wordt van Hem als goede herder, heeft niet de bedoeling om mensen
monddood, te maken. En ook niet om herders te etaleren als de enigen, die het
weten en de dienst uitmaken. Te lang en teveel hebben wij bij het woord
‘herders’ alleen maar gedacht aan de clerus; en bij het woord ‘schapen’ alleen
maar aan de leken. Te lang en teveel hebben die hérders zelf gedacht te moeten
sturen met wetten en voorschriften .Dit getuigt niet van vertrouwen in eigen
geweten en verantwoordelijkheid van mensen, maar van angst om hun de ruimte te
geven eigen stappen te zetten. Dát wantrouwen doen onrecht aan mensen en
blokkeren hun ontplooiing en inzet, die we zo nodig hebben. Natuurlijk is er leiding
nodig in Gods kerk. Die mag echter niet bestaan in beslissen vóór mensen, maar
in zoeken mét mensen. Richtlijnen dienen om te helpen een afweging te maken
voor een eigen gewetensvolle beslissing. Het eigen geweten is en blijft de eerste en onvervreemdbare
factor voor menselijk handelen. Ik mag mijn geweten niet buiten werking
stellen. Ik moet erop vertrouwen en erop koersen. Anderen mogen mij helpen,
maar kunnen niet voor mij beslissen. Het tweede Vaticaans Concilie deed een appèl op de leken om naar buiten te
treden, hun eigen geweten te volgen en verantwoordelijkheid te nemen. Het lijkt
echter voor kerkleiders nog altijd moeilijk om de overstap naar die nieuwe kerk
te maken, om de teugels te vieren. Er wordt van hogerhand nauwelijks ruimte
geschonken voor initiatieven van leken. Wij hopen vurig op een nieuwe frisse
wind in de top van de kerk, op herders in de geest van het evangelie, die hun
kudde de ruimte geven om eigen initiatieven en eigen beslissingen te nemen.
Maar ik ben van mening dat wij geen afwachtende houding mogen aannemen. Wij
dienen onze herders tegemoet te komen en
te helpen om de kerk van de toekomst te bouwen.
Pedro
Casaldaliga, zelf bisschop in Brazilie, daagt zijn onderdanen uit: ‘Mensen aan
de top’, zegt hij, ‘moeten afleren om de dienst te willen uitmaken, ze moeten
leren te luisteren naar wat mensen aan de basis te zeggen hebben. Maar mensen
aan de basis hoeven zich niet alles te laten gezeggen, ze moeten leren
vrijmoediger te zijn, meer verantwoordelijkheid te nemen, niet bang te zijn
zich te laten horen tegenover hun herders. Want ze zijn niet zomaar een kudde;
ze zijn vrije mensen, kinderen van God.’