We lazen als eerste lezing de zegen uit het boek Numeri, een aloude zegenbede van Israel die door de priester voor het volk werd uitgesproken. Zegenen is daar iets dat te maken heeft met beschermd en behoed worden. In de zegen wordt een verband gelegd tussen ons mensen en de God, de Schepper van ons leven. Het gaat er daar niet om, dat er geen mensen meer ziek worden of dood gaan, dat er nooit meer ongelukken gebeuren of mensen werkloos worden; dat er nooit meer moeilijkheden in je leven zullen zijn.
Ook
de oude Israëlieten hadden die ervaring, niet alleen in persoonlijke zin, maar
ook als volk dat veel oorlogen en onderdrukking gekend heeft. Daarin zochten
zij houvast bij hun God en ze vonden troost in het geloof, dat God hun nabij
was. dat God met hen meeleefde. Dat God hen
uiteindelijk altijd zou zegenen. Daarover spreekt de zegen die we hoorde in Numeri, de eerste lezing. Daaruit putte men hoop en vertrouwen
in een toekomst, want met Gods zegen – zo geloofde men – kon men het aan.
En
nu dan? Hoe is dat voor ons in het relatief rustige en rijke West Europa, waar
oorlog en vervolging geen actuele ervaring is, maar vooral persoonlijk leed gevoeld wordt. Maar ook daarvan hoor ik toch: veel mensen
die onder leed gebukt gingen konden op een gegeven moment zeggen: het was geen
fijne tijd en ik heb het heel moeilijk gehad, maar ik had goede mensen om me
heen of veel steun gekregen van mensen van wie ik het niet verwacht had, of er
kwam iets nieuws op mijn pad dat nieuwe perspectieven opende. Of mensen zeggen: hoe moeilijk ook, maar achteraf heb ik er veel
van geleerd, ben ik er sterker door geworden, ben ik anders tegen het leven
gaan aankijken; soms zelfs kan iemand zeggen: ik weet niet waarom dit alles
nodig was, maar het is goed geweest.
Dat
is ook een zegen. Een grote zegen. Als je kunt zeggen dat een jaar goed is
geweest, met alles wat daarin gebeurde aan goed en kwaad, aan mooie en
moeilijke dingen. Dat alle tijd een zegen is.
Mogen
we zo terugkijken op een gezegend jaar en vooruit hopen:
Dat
ons het komende jaar de zegen te deel mag vallen van God
in een hand op de schouder, een hart onder de riem,
in mensen die warmte uitstralen.
Dat
we gezien worden, aandacht krijgen,
een gebaar van meeleven of vergeven,
een knipoog of een stille groet.
Een
zalig uiteinde en een gezegend nieuw jaar. Amen.