“De genade van God is verschenen, bron van redding” en “God heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte”. Deze geladen woorden schrijft Paulus aan zijn leerling Titus. Die woorden zijn ook voor ons bestemd.
Kunnen we nog voelen dat
we bevrijde mensen zijn? Dat Gods genade door de geboorte van een kind in deze
wereld kwam? Dat we bij onze doop vernieuwd zijn door de heilige Geestkracht
van God, dat we mogen leven vanuit die genade?
Het zijn grote en
geheimvolle woorden waar we misschien niet elke dag bij stilstaan maar die in
feite de grond, het fundament zijn van waaruit we als christenen mogen leven.
Paulus is er vol van! In vele brieven aan christelijke gemeenten en personen
getuigt hij daarvan en vandaag heeft hij het tegen Titus, een geliefde leerling
van hem. Net als Paulus zelf en net als Jezus van Nazareth heeft Titus een
opdracht, een roeping. Hij zal de blijde boodschap brengen aan de mensen. Hij
zal hen vertellen over de liefde van God, hij zal hen uitdagen tot liefde en
gerechtigheid. Dat zal niet vanzelf gaan, dat vraagt om moed en
vasthoudendheid, om geloof en vertrouwen. Paulus wil Titus daarom bemoedigen.
Weet je wel Titus in welk een genadevolle gemeenschap je bent opgenomen? Weet
je wel dat je volgestroomd bent met heilige Geestdoor je doop in Christus? Weet
je dat wel en kun je van daaruit mensen bemoedigen, troosten en bijstaan?
En wij, vanuit onze doop?
Het is goed te beseffen dat we vanuit de kracht van de Geest leven en mogen omzien
naar elkaar, elkaar troosten voorthelpen, verdragen. Wij willen de Stem uit de
hemel beamen: “Jij bent mijn geliefde dochter, jij bent mijn geliefde zoon. In
jou vind ik vreugde”. Ja God vindt vreugde in ons! We zijn voor altijd gevat in
zijn liefde, we zijn erfgenamen van het eeuwige leven.