Gedachte van de week – Willibrordzondag: voel jij je nog geroepen?

7 november 2010


Vandaag op Willibrordzondag, horen we het slot van het evangelie van Marcus, waarin Jezus zijn leerlingen de wereld in stuurt ‘om aan elk schepsel de goede boodschap te verkondigen’. Dat was de roeping van Willibrordus, die de zogenaamd heidense Friezen goedschiks of kwaadschiks wilde bekeren tot het christendom. Ik denk dat wij daar in onze tijd nu heel anders over denken. Wij zouden nu praten over ‘respect voor andersdenkenden’ en over ‘ieder zijn eigen cultuur en geloof’ en vanuit dat respect en die eerbied zoeken naar wat je voor elkaar kunt betekenen en hoe je met elkaar kunt samenleven en samenwerken. Maar die ideologie was in de tijd van Willibrord volkomen onbekend.

Maar wat kunnen wij dan nu nog met zo’n heilige als Willibrord? In elk geval intrigeert hij mij vanwege zijn vasthoudendheid en zijn moed om dat levensideaal uit te dragen, ook al kostte hem dat veel tegenstand en was hij vaker zijn leven niet zeker. Hij had een roeping, hij voelde zich geroepen om die woorden van Jezus, die we vandaag hoorden, letterlijk te gaan doen: om aan elk schepsel de goede boodschap te verkondigen.

En wij dan? Waartoe voel ik mij geroepen? Wat is voor mij de boodschap van die Jezus van Nazareth, waartoe hij mij vandaag de wereld instuurt.

Met de woorden van Kees Harte denk ik dat Jezus vandaag tegen ons zegt:   

Kijk eens om je heen en zie:

De mensen, grote mensen, kleine mensen:

Zij hebben iemand nodig, zij hebben jou nodig, zij hebben mij nodig.

Het is een kind, dat roept om de liefde van zijn moeder

Het is de zieke die vraagt om troost in zijn lijden,

Het is de leerling, die om meer dan alleen uitleg vraagt,

Het is de kerkganger, die verdieping wil

Het is de eenzame, die aansluiting zoekt

Het is de opgejaagde die rust wil hebben

Het is de mens die uit de sleur wil.

Er is iemand die roept om mij, om jou,
die ons aanzet iets te doen voor hem, met hem,
een
medemens
waardoor wij hem (en onszelf) gelukkig kunnen maken.   

(tekst: Kees Harte, in ‘Er zijn woorden voor’)