Vier keer klinkt in
het evangelie: wees waakzaam. Die woorden worden vaak gebruikt met het oog op
de dood. Maar het is veeleer een richtlijn voor het leven: Speur naar Gods
aanwezigheid in het leven, in de wereld. Waar zie ik Hem? Waar zie ik sporen
van Hem? In elke mens leeft een hunkering naar God; wij willen Hem zien
en ontmoeten. Oosterhuis spreekt van een
oerverlangen in ons naar God, naar een wereld waar mensen goed voor elkaar
zijn, zo goed als God. Als wij bidden ‘uw rijk kome’, bidden wij om een wereld,
die anders is dan de wereld om ons heen. Want,
hoe ziet die wereld om ons heen eruit? Er
is een financiële crisis; armoede dreigt voor mensen, voor volwassenen,
kinderen, gezinnen. Mensen redden het niet meer om de eindjes aan elkaar te
knopen. Toch zien we dat ook deze mensen er graag bij blijven horen en niet buitengesloten
willen worden. Zien wij deze mensen? Willen wij hen zien? Wat is het dat ons
weerhoudt? Waarom is er een zo’n drempel om hen bij de hand te nemen en samen
op te trekken?
Wij vermoeden dat
die vraag aan onszelf ons dicht bij de kern brengt van het evangelie. Dat we - willen we goede christenen zijn - die
vraag serieus moeten nemen. ‘Wees waakzaam’; speur naar God in deze
wereld. Het zal dan blijken dat Hij zich laat vinden, want ook Hij is op zoek
naar ons. God kijkt naar ons door de smekende ogen van een mens in nood. Wanneer
wij dit verstaan en die mens in nood als broeder/zuster zien en ontmoeten, dan
is God daarin aanwezig. Moge zó onze
voorbereiding op het kerstfeest zijn: blijven geloven in, en speuren naar Gods
aanwezigheid in mensen; Hem/Haar zien in de smekende ogen van mensen om ons
heen. En dan ons niet afkeren …. maar in
beweging komen.