Onze Andreasgemeenschap
kerkt in een gebouw. Het is nodig om
samen te scholen en plannen te maken, hoe we in 2011 gestalte geven aan het
Koninkrijk Gods; en om samen te kunnen vieren en inspiratie op te doen. Maar we
mogen niet uit het oog verliezen dat dit gebouw middel is, instrument, geen doel op zich. God mag niet opgesloten worden in een bouwwerk
van mensen. Het bouwsel moet dienstbaar zijn aan Hem, aan wat Hij voorheeft met
onze wereld. Dat is de eerste lezing van vandaag: Hij wil geen stenen tempel,
omdat dit gemakkelijk leidt tot starheid (er is geen beweging in te krijgen),
tot pronken en zelfverheerlijking (‘zie eens wat een mooi gebouw wij hebben!’) Hij
kondigt aan dat niet wìj een huis voor Hem bouwen, maar dat Hij een huis voor
ons bouwt. Hij wil zijn waar mensen zijn, met hen meetrekken in het leven van
alle dag: ‘Muren van huid, ramen als ogen, speurend naar hoop en dageraad, huis
dat een levend lichaam wordt als wij er binnengaan”, zo’n huis wil God. Ik kan
me niets bedenken wat dichterbij is, intiemer, dan de moederschoot.
In het evangelie van deze 4de
zondag van de advent wordt daarom alle aandacht gegeven aan de moeder van
Jezus, aan haar zwangerschap. Maria zegt in antwoord op de boodschap van de
engel Gabriel: “ik ben de dienares van
de Heer, laat met mij gebeuren wat U gezegd hebt”. Haar woorden duiden op een
weloverwogen keuze om haar rol te spelen in het levensprogram van haar zoon,
het werken aan een nieuwe wereld van zuster/broederschap, zijn Koninkrijk. Ja,
zo dichtbij wil God zijn, een van ons, onder ons, meetrekkend met ons in ons
leven van elke dag.